De reis naar het land van de fee
Mijn naam is Anna. Bij mijn geboorte ben ik vervloekt door Max de Tovenaar. Mijn moeder is geboren als een fee en mijn vader is een mens. Ik ben half fee. Mijn vader en moeder braken de regels door samen te zijn. Bij wijze van een straf ben ik vervloekt.
Een kort verhaal van Florentine Tacke
Een paar jaar geleden was ik aan het winkelen met mijn oma. De verkoopster zei achter elke zin mijn naam.
“Ga zitten, Anna.”
“Pas deze schoen eens, Anna.”
“Loop naar de spiegel, Anna.”
Zolang ze mijn naam bleef zeggen, deed ik alles wat ze zei. Gelukkig vond mijn oma al snel dat het tijd was om te gaan.
Na 18 jaar ben ik deze vloek zat en ga ik op zoek naar Max de Tovenaar. Alleen hij, die mij de vloek heeft gegeven, kan de vloek weer opheffen.
“Trrr.” Ik druk mijn wekker uit, vandaag is het zo ver. Ik ga op zoek naar Max. Om 06.00 uur is er een sterrenregen. Mijn oma vertelde dat ik alleen dan naar Het Land van de Fee kan gaan. Ik kleed me aan en pak mijn tas. Ik klop op de deur van de slaapkamer van mijn oma. “Oma, word je wakker? Ik moet over een half uur gaan.”
Ik hoor gerommel uit de slaapkamer komen en dan de stem van oma. “Goedemorgen lieverd. Ik kom eraan.”
Ik loop de trap af, pak de borden en zet de broodmand op tafel. Meteen voel ik een knoop in mijn maag. Ik ga oma achterlaten en ik zie haar voorlopig niet meer. Ik voel mijn ogen vochtig worden.
Oma komt de keuken binnen en geeft me een kus. Ze kijkt me aan. “Alles komt goed, Anna.”
Ze pakt een boek uit de oude houten kast. Het boek ziet er stoffig uit, alsof het jaren niet is opgepakt. Op de voorkant zie je een vreemd, vervaagd, sierlijk teken. Op het moment dat oma het boek oppakt gloeit het. Dan loopt ze naar de hoek van de kamer, waar een plant staat. Ze haalt de plant uit de pot en legt het op tafel.
“Alles komt goed, maar je hebt wel hulp nodig.” Ze glimlacht op haar eigenwijze manier. Ze slaat het boek open en zegt een spreuk op. “Alles wat je aandacht geeft groeit, liefde groeit hier, groei doet groen bewegen. Groen is verstandiger dan de mens.”
Een soort windvlaag laat het boek dichtklappen en opeens komt er een knal uit en rook. Tussen de rook zie ik iets bewegen op de tafel. Het lijkt op de plant. Ik wapper de rook weg en kijk nog eens goed. De plant heeft benen gekregen en een gezicht. Zijn armen en benen zijn takken met bladeren en zijn hoofd lijkt op dat van een elf. Hij heeft puntige oren en grote groene ogen.
“Anna, dit is Lorion Groenewind, hij gaat je helpen om Max te vinden.”
Ik kijk oma met grote ogen aan. Ik weet dat mijn familie afkomstig is van de feeën, maar ik heb mijn oma nog nooit zien toveren. Zou mijn vader ook kunnen toveren? Of kan alleen mijn oma dit?
De plantenachtige elf, Lorion, steekt zijn hand naar me uit. “Aangenaam, prinses. Het is me een eer om je te vergezellen op je reis.”
Anna lacht, hij praat als een ridder uit de 19e eeuw. En waarom noemt hij mij prinses? “Aangenaam Lorion.”
“Lorion, ik waarschuw je, je mag geen gebruik maken van Anna’s vloek. En let op: de tijd werkt anders in het Land van de Fee! Jullie moeten binnen 24 mensenuren terug zijn! Anders is de spreuk uitgewerkt en zitten jullie daar vast.”
Met een brok in mijn keel en tranen in mijn ogen neem ik afscheid van mijn oma. En even later lopen Lorion en ik naar buiten naar de sterrenregen.
Lorion zegt een spreuk op. Ik versta het niet, want ik ken de taal niet. Het volgende moment begint alles te draaien. Het lijkt alsof we zweven, maar toch voel ik de grond onder mij. De sterren in de lucht worden heel fel en lijken steeds dichterbij te komen. Ze worden groter, groter en nog groter. En dan wordt alles zwart voor mijn ogen en voel ik een klap.
“Prinses, prinses,” hoor ik van ver.
Ik knipper met mijn ogen, maar het blijft wazig. Ik sluit mijn ogen en probeer me te focussen op de stem.
“Prinses, hoor je mij? We zijn aangekomen in het Land van de Fee.” Het klinkt als Lorion. “Je hebt tijdens de reis een ster tegen je hoofd aangekregen.”
Het duurt even voordat ik het besef. We zijn in het Land van de Fee! Ik probeer mijn ogen weer te openen. Ik moet even wennen aan het felle licht, maar dan zie ik de omgeving. De lucht is stralend blauw en de zon schijnt fel. Het ziet eruit als een droom: in de verte zie ik een mooi landschap van heuvels. Er groeien bloemen in alle kleuren van de regenboog. En links van mij zie ik het begin van een groot bos. De bomen zijn begroeid met planten.
Lorion drukt iets kouds op mijn voorhoofd. Meteen voel ik dat de pijn van de klap verzacht. “Dit zal je genezen, prinses. De naam is engelwortel.”
Lorion vertelt iets over de oorsprong van de plant en hoe bijzonder hij is, maar ik luister al niet meer. Mijn aandacht gaat naar een paard een paar meter verderop. Het heeft een glimmende vacht en een vriendelijk gezicht.
Lorion gaat helemaal op in zijn verhaal, daarom zal hij vast niet merken dat ik even mijn dierenliefde over ga brengen op het paard.
Het is het beste om voorzichtig te zijn in de buurt van paarden, dus de laatste paar meter loop ik zachtjes op mijn tenen. Ik wil niet dat het paard schrikt van mij.
Ik ga zachtjes met mijn hand over zijn kop. Het lijkt alsof het paard het fijn vindt dat ik hem aai, maar dan komt er opeens een boze brul uit het paard. Ik kijk nog eens goed naar het vriendelijk uitziende paard.
Het lijkt op een vriendelijk paard, maar als ik goed kijk zie ik dat hij enorme scherpe tanden heeft en een donkere, bijna angstaanjagende blik.
Van schrik sla ik een gil! Met trillende benen ren ik terug naar Lorion.
Lorion zit nog steeds helemaal in zijn verhaal over de ‘bijzondere’ plant.
“LORION,” hijgend schreeuw ik zijn naam.
Hij kijkt me aan en stopt onmiddellijk met praten. “Prinses, wat ben je bleek. Wat is er aan de hand?”
Met een trillende vinger wijs ik naar het paard dat ik net heb geaaid. Hij komt deze kant op. Tot mijn schrik zie ik dat achter het paard een grote kudde aanrent.
De kudde en het vooroplopende paard, komen heel erg snel dichterbij. Lorion kijkt verschrikt naar de kudde.
“Oh nee, dat zijn de Lugpaarden. Ze lijken op paarden, maar als je goed kijkt zijn het gruwelijke monsters. Je moet er wel doorheen kunnen kijken. Hierheen prinses, snel!” roept Lorion, terwijl hij naar een boom rent.
Ik probeer naar hem toe te rennen, maar mijn lichaam is verstijfd van angst.
“Rennen, Anna!”
Onmiddellijk voel ik mijn benen vooruitgaan. Die verdomde vloek ook, oma had Lorion nog zo gewaarschuwd dat hij de vloek niet mocht gebruiken. Gelukkig sta ik nu naast Lorion, veilig achter de boom.
Ik kijk hem boos aan. “Je weet dat je de vloek niet mag gebruiken, die vloek werkt alleen maar tégen mij.”
“Het spijt me prinses, maar het heeft in dit geval wel je leven gered.”
Hij heeft gelijk. Ik ben net op tijd geweest. Een groot deel van de kudde paarden rent al op de weg langs de boom. Ze maken veel lawaai met hun zware hoeven, ze hadden mij zo plat kunnen rennen. Ik gluur van achter de boom naar de kudde, zo dichtbij zien ze er nóg angstaanjagender uit.
“HALLO, hoe gaat het ermee? Jullie maken wel veel lawaai hoor. Heel mijn huis was aan het schudden door jullie.”
Ik kijk naar boven, waar de pieperige stem vandaan komt. Helemaal boven in de boom zie ik een eekhoorn in een hol van de boom. Eekhoorns kunnen niet praten, dus ik kijk nog eens links van me en rechts van me. Maar ik zie helemaal niks.
“Jullie zijn niet zo spraakzaam, hé? Nou ja, zeg. Ik ken veel feeën en elfen, maar meestal zijn ze wel iets spraakzamer. Iets spraakzamer, nee, een stuk spraakzamer! Ik ken Tiana, Mab, Parisa en…”
Ik kijk nog eens naar boven, boven in de boom zie ik de eekhoorn, zijn mond gaat duidelijk op en neer. Kunnen eekhoorns praten in het Land van de Fee?
“Lorion!” Waar is hij nou toch gebleven? Paniekerig kijk ik om me heen. “Lorion?”
“Sorry, meisje, maar mijn naam is niet Lorion. Mijn naam is Ari. Ik woon al heel lang in deze boom en…”
“Nee eekhoorn, uhh Ari, ik zoek de plantenachtige elf, zijn naam is Lorion Groenewind. Hij was hier net nog.”
Ari springt naar beneden. Als reflex ga ik achteruit en knal tegen een boom aan. Ari heeft een roodbruine, kortharige vacht.
“Zo,” zegt Ari de eekhoorn. “Je bent op zoek naar Lorion Groenewind? De elf van de planten.”
“Ja, zoals ik al zei, hij was hier net nog.”
“Oké fee, volg mij maar. Ik ben extreem goed in het vinden van elfen.”
Ari kijkt erbij alsof hij op zoek gaat naar een lekker avondmaal. Ik weet niet goed of ik hem kan vertrouwen.
Ik kijk naar mijn horloge. Er is al kostbare tijd voorbij en we zijn nog geen stap dichterbij Max gekomen. Kan ik Ari vertrouwen? Ik zak neer op de grond en leg mijn handen voor mijn gezicht.
Ik weet niet wat ik moet doen en ik voel de paniek erger worden. Lorion heeft me alleen gelaten in deze wereld. In het Land van de Fee met een letterlijke tijdbom. Het liefst zou ik me verstoppen in de struiken en wachten totdat ik Lorion weer zie. Maar dat kan niet. De Lugpaarden zouden me levend opeten, de wolven in het bos zouden me verscheuren, of ik zou hier eindeloos ronddwalen en mijn oma zou ik dan ook nooit meer zien. Ik voel de tranen opkomen.
Oké, focus! Focus Anna. Ik haal diep adem. Je kunt dit. Neem de leiding. Als je nu niks doet, dan komt er nooit wat van. Dan blijf je voor altijd deze vloek houden. En we zijn hier om die vloek op te heffen.
Opeens heb ik een idee. Ik spring op. Ari zit ondertussen weer boven in de boom waar ik hem voor het eerst zag. Ik kijk Ari aan. “Ik ga graag met je mee. Maar ik wil dat je me naar Max de tovenaar brengt.”
Ari kijkt me met een boos gezicht aan. “Jij wil dat ik je naar Max breng, de tovenaar van de ondeugd? De tovenaar die straffen uitdeelt. Waarom?”
Ik ben vastbesloten, misschien wel wanhopig. Ik heb geen tijd om Lorion te zoeken. Ik probeer de paniek in mijn stem te verbergen. Ik mag Ari niet vertellen over de vloek. Het is beter als niemand het weet, dan kan ook niemand het tegen mij gebruiken.
“Ik wil hem iets vragen. Breng je me?”
Even later zijn we vertrokken. Ari wijst de weg, we lopen steeds dieper het bos in. Het bos is zo volgroeid, dat het bijna al het zonlicht tegenhoudt. Hierdoor kan ik moeilijk zien waar we precies naartoe gaan. Ik ben al drie keer bijna gestruikeld over takken die op het pad liggen. Ari loopt een meter of 10 voor mij uit en heeft nergens last van. Hij loopt gestaag door.
Plotseling hoor ik achter mij iets ritselen. Ik kijk achterom, maar ik zie niks.
Even later hoor ik het weer. Snel kijk ik achterom, ik zie een vaag figuur snel de bosjes in gaan. Plotseling gaan mijn gedachten naar allerlei enge figuren die mij en Ari als toetje willen. Of wezens die ons voor het plezier gaan martelen. Je weet nooit wat je in dit bos, in het Land van de Fee tegenkomt.
“Ari.” Mijn stem trilt. “Er loopt iets achter ons.”
Meteen staat Ari stil. Hij luistert aandachtig naar de geluiden in het bos. Maar het geluid van net is er niet meer. Zodra Ari gaat lopen, hoor ik het geluid weer. En dan hoor ik een luid geschreeuw. Het is Ari en een klein groen figuur. Ik pak een tak van de grond. Ik zie dat het groene figuur op Ari is gesprongen en Ari probeert zich los te trekken. Ik hoor gekrijs en gebrul. Vanaf een afstand gooi ik, in een poging om Ari te redden, de tak op het kleine groene figuur. Met een klap valt het figuur op de grond.
Met een bonkend hart ren ik ernaartoe. Het groene figuur lijkt op een plantenelf.
“Lorion! Oh nee, Lorion.” Geschrokken kijk ik naar hem.
Lorion maakt geen geluid. Bij zijn wenkbrauw loopt een klodder bloed. Wat heb ik gedaan?
Ari kijkt mij aan. “Was je naar hem op zoek?” De eekhoorn krult zijn staart en lijkt de situatie grappig te vinden.
Snikkend probeer ik uit te leggen wat er is gebeurd. “Ik dacht dat jij werd aangevallen. Maar… en nu…”
“Blijf hier, Anna.”
Onmiddellijk voel ik dat ik geen kant meer op kan. Ari maakt onbewust gebruik van de vloek. Ik voel me machteloos, nee, ik bén machteloos.
De eekhoorn loopt de struiken in en dan zie ik hem niet meer.
“Ari, waar ga je naartoe?” Ik krijg geen antwoord. “Ari! Kom terug! Je kan me hier niet alleen laten!”
Langzaam word ik bozer. Hij loopt weg, hij laat me hier alleen, zonder iets te zeggen. Hoe gemeen! Nadat ik hem heb ‘gered’.
Dan hoor ik weer iets ritselen in de bosjes. “Rustig Anna. Ik heb hier engelwortel. Dat zal je vriend genezen. Alles komt goed.”
Ik kijk hem verbaasd aan. Hij probeert me te helpen.
Ik druk de engelwortel tegen de wond van Lorion. Even later hoor ik een kreun. Ik ben opgelucht dat hij wakker is.
“Lorion! Het spijt me zo. Ik wist niet dat jij het was en ik wilde Ari beschermen.”
“Prinses, is alles goed met je? We moeten zorgen dat we ongezien weg gaan van de eekhoorn. Ze zijn niet te vertrouwen, ze staan erom bekend dat ze onwetende elfen ontvoeren en verkopen aan de hoogste bieders. Ze doen alsof ze je helpen, want dan ga je vrijwillig met ze mee.”
“Nee, Lorion. Ik vertrouw Ari. Hij heeft je beter gemaakt met de engelwortel. En hij gaat me naar Max brengen. Dus we blijven bij hem.” Ik kijk naar mijn horloge. We hebben nog maar drie uur. “We moeten opschieten! Anders raakt de tijd op!”
Ari kijkt me schuldig aan. “Het spijt me, Anna. Lorion heeft gelijk. Ik wilde je naar het Biedplein brengen om je te verkopen. Laat het me alsjeblieft goedmaken. Ik kan je binnen 5 minuten bij Max krijgen. Ik weet namelijk een goede spreuk.”
Ik kijk hem boos aan. Je kan hier ook niemand vertrouwen! Ik twijfel. Waarom wil hij het goedmaken?
“Alsjeblieft, Anna. Je hebt mijn leven gered. Laat mij iets terug doen.”
“Oké, prima. Breng ons zo snel mogelijk naar Max.”
Ari loopt naar een boom met daaronder felblauwe bloemen. Hij plukt twee bloemen. “Houd elkaars hand vast. En in je andere hand de bloem.”
Lorion en ik doen wat Ari zegt.
“Sluit je ogen en focus op de bloem.” Ari zegt nog iets in een taal die ik niet ken en ik probeer me te focussen op de bloem.
Wanneer ik mijn ogen weer open zie ik dat Lorion en ik voor een poort staan. Achter de poort staat een heel groot kasteel. Daar woont Max, ik voel het.
Ik haal diep adem. Nu gaat het gebeuren. Ik druk op de bel van de poort.
Meteen komt er een klein mannetje aangestormd. Hij ziet er klein uit en heeft een puntige muts, een baard en een oude stem. “Hallo. Wie bent u?”
“Hallo, ik ben Anna en dit is Lorion. Wij komen voor Tovenaar Max. Ik wil dat hij mijn vloek opheft.”
Het kleine mannetje glimlacht geheimzinnig. “Oké, kom maar binnen.”
Hij drukt op een knopje om de poort open te maken. We lopen over een pad de tuin van het kasteel in. Het gras ziet eruit alsof het net is gemaaid en de bomen zijn in allerlei mooie vormen gesnoeid. Alles is tot in de kleinste details perfect, alsof ze tien tuinmannen in dienst hebben.
We komen aan bij een deur die leidt naar een grote hal. Ook de hal is prachtig. Hij glimt, alsof het er net is gepoetst en er hangt een grote kroonluchter aan het plafond. In de hoek staat een tafeltje met felrode bloemen.
Een man met een lange blauwe jas komt de hal inlopen. Hij heeft lange grijze haren en een grijze baard. Hij heeft volle wenkbrauwen en donkerbruine ogen. Hij doet me denken aan mijn opa, maar dan zonder de baart.
Max kijkt me indringend aan. Ik zie een vleugje herkenning in zijn ogen, maar ik heb deze man nog nooit eerder gezien, niet dat ik me kan herinneren.
“Hallo, ik ben Max. Ik heb gehoord dat jullie een vloek willen opheffen. Volg mij maar, dan gaan we even zitten. Willen jullie elfenthee?”
Elfenthee van de tovenaar van de ondeugd? Nee, dat lijkt me geen goed idee.
“Bedankt, maar ik hoef niks.” Lorion schudt nee. Ik haal diep adem. “Ik ben Anna, dit is Lorion. Bij mijn geboorte heeft u mij vervloekt. Door deze vloek doe ik alles wat iemand zegt.”
“Ik weet wie jullie zijn, maar ik heb je niet vervloekt Anna. Ik zou je nooit kunnen vervloeken. Ik ben je biologische vader.”
Ik kijk hem met grote ogen aan. Wat! Dat kan niet waar zijn! Ik ben te verbaasd om ook maar iets te kunnen zeggen.
Het volgende moment verandert mijn verbazing in woede. Ik ben woedend op Max. Ik heb geen ouders meer. En hij is in het Land van de Fee en speelt voor tovenaar? Terwijl hij een dochter heeft! Hij zou zijn eigen dochter moeten beschermen en er voor haar zijn. Voor mij.
Ik kijk hem woedend aan.
Het trillen van mijn horloge haalt me uit mijn gedachten. Oh, help! Ik voel mijn hartslag stijgen en kijk paniekerig naar Lorion. “We hebben nog 15 minuten voordat de spreuk is uitgewerkt. We moeten nu aan de terugweg beginnen! NU, Lorion!”
Lorion kijkt me geschokt aan. “Oké, prinses.”
Ik kijk Max aan, ik voel nog steeds woede, maar ook verdriet doordat het gesprek zo onverwacht moet eindigen.
“Je moet de ‘vloek’ niet zien als een vloek, meisje. Het maakt je speciaal en beschermt je, het is een gave.”
Het volgende moment zegt Lorion dezelfde spreuk op, als op de heenweg.
Ik hoor in de verte de stem van Max. “Kom je nog een keer terug?”
Heel even vervaagd mijn woede en knik ik ja naar Max.
Daarna begint alles weer te draaien. Wanneer ik mijn ogen open, zie ik het vertrouwde gezicht van mijn oma. We zijn weer thuis. Maar hoezo een gave? Een gave, nee echt niet.
Ik geef mijn oma opgelucht een knuffel. Wat een reis was dat! Ik vertel haar wat er is gebeurd in de afgelopen 24 uur.
Ik vertel over de Lugpaarden en dat mijn lichaam verstijfd was van angst. Maar dat ik door de vloek net op tijd kon ontsnappen aan de Lugpaarden.
Ik vertel over Ari in de boom. Dat eekhoorns kunnen praten. En dat Ari onbewust gebruik maakte van de vloek.
Langzaam begint het tot me door te dringen.
Max heeft gelijk. De vloek heeft me geholpen en beschermt. Het is een gave, geen vloek.